Sunday, April 27, 2008

Mevrouw Vleugel / Zon

[...] Het schapenkleedje op de sofa legt ze over haar benen. Eerst kijkt ze voor zich uit. Dan kijkt ze rechts, naar het raam. Ze zet haar rechter elleboog op de leuning en leunt met haar kin op haar hand. Ze kijkt naar het raam. Ik zou willen zeggen dóór het raam. Met haar linkerhand aait ze over de schapenvacht op haar linker bovenbeen. Ze neuriet. Heel zachtjes. Ik luister, van binnen. Het is het liedje dat mijn moeder vaak neuriede. Vroeger, als ik op haar schoot zat.

Ondertitels (hm-hm-hm-hm hm hm-hm-hm-hm hm hm-hmhm-hmhm-hmhm 2x)

Ik kijk naar Mevrouw Vleugel, maar ze beantwoordt mijn blik niet. Blijft naar het raam staren zonder iets te zien. Ze zit gevangen in haar huis. Gefixeerd op het glas waarachter niets dan wit is. Het licht van de lampen reflecteerd er zelfs in. Misschien ziet ze zichzelf, aan de andere kant van het glas.
‘Ik houd van dit huis.’ Zegt ze plotseling. Haar stem klinkt vriendelijk. Haar ogenblijven op het raam gevestigd. ‘Het is een mooi huis.’ Vervolgd ze. Ze draait haar hoofd naar mij, naar de camera en glimlacht.
Dan draait ze zich helemaal om, met haar rug naar het raam. Haar benen zwaait ze op de grond. Ze sluit haar ogen.
‘Achter mij is een raam’ zeg ze, ‘met daarvoor doorzichtige, witte gordijnen.’ Ze glimlacht.
‘Die gordijnen zijn prachtig,’ gaat ze verder. ‘Soms, bij de zonsondergang van
een warme zomerdag, staat de zon precies op deze kant van het huis. De laatste stralen van die dag vallen dan bij ons binnen. Al onze meubels nemen de kleur van de zon over. Al het wit wordt oranje en diep geel. Zelfs het grijs van de bank verdwijnt. Het televisiebeeld wordt onzichtbaar, het lamplicht is krachteloos.’
Gespannen kijk ik naar Mevrouw Vleugel. Ik probeer het een warme zomeravond laten zijn, maar het lukt me niet. Een warme gloed in deze kamer ligt buiten mijn voorstellingsvermogen. Sorry, fluister ik naar Mevrouw Vleugel. Ze hoort me niet, maar blijft glimlachen met gesloten ogen. ‘De gordijnen zijn het mooist, die lijken dan in vuur en vlam te staan.’ Ze staat ze op en loopt naar de keuken, die verschijnt zodra ze er is. De keuken is even kleurloos als de zitkamer.
‘De stralen reiken nooit tot hier,’ zegt Mevrouw Vleugel, ‘Alles is hier eeuwig wit.’
Ik weet dat ik het ben die dit bepaald. Ik weet het. Ik wil het niet. Ik wil achter het raam boven het aanrecht een wereld zien. Een weiland, gras, vogels, een prachtig bloeiende boom. En dan weer een huis. Een stad. Mensen. Leven! Maar het raam is blind. Ik ben blind. Ik heb Mevrouw Vleugel blind gelaten. Het lukt me niet.

No comments: